25 October 2007

11. Kuhn's paradigma's en Lakatos 12. Foucault

11 Kuhn: historisering wetenschappen, incommensurabele paradigma’s

Kuhn past de Duhem-Quine stelling toe op de wetenschappelijke praktijk. Hij verwerpt het logisch empiristisch en Poppers beeld op basis van historische adequaatheid. Wat ze zeggen is mooi, maar heeft met de wetenschappelijke praktijk niets te maken. De ontwikkeling van wetenschap is niet een constante, lineaire en methodische opbouw van kennis zoals Popper meent, maar een door sociale en historische omstandigheden bepaald proces, met fundamentele breuken.

Kuhn beschrijft de wetenschappelijke geschiedenis. Voor er sprake is van een wetenschap, in de preparadigmatische periode, is er een tamelijk willekeurige verzameling wetenschappers met verschillende uitgangspunten, die filosofisch discussiëren over de merites van hun raakvlakken. (Natuur-)wetenschap vereist een paradigma, geesteswetenschappen zijn zo ver nog niet dus geen echte wetenschap. Een groep wetenschappers kan dan de discussie verlaten en aan de slag gaan volgens eigen uitgangspunten die gelden binnen eigen paradigma of disciplinaire matrix. In zo’n periode van ‘normal science’ doen wetenschappers niet meer of minder dan puzzels oplossen die door de eigen matrix gegenereerd worden. Ze falsificeren niet, maar werken een theorie uit, en als die niet blijkt te kloppen, wel, dan ligt het aan de wetenschapper, of de onderzoeksopzet. Na een tijd stapelen zich echter anomalieën op, puzzels die de eigen matrix tegenspreken of er niet door opgelost kunnen worden. Dan kan er in zo’n crisis een revolutionaire groep naar voren stappen die een nieuw paradigma voorstelt. Dat kan leiden tot een paradigmawisseling a la Copernicus. Zo’n wisseling heeft niet alleen gevolgen voor de betrokken wetenschappers, maar ook ontologische gevolgen, dus voor hoe de wereld er uitziet: het web van theorieën verschuift zo, dat termen een andere betekenis krijgen. In zo’n crisis kunnen wetenschappers niet met elkaar communiceren omdat ze vanuit andere, onverenigbare of incommensurabele paradigma’s redeneren; een winnende partij wint dan ook alleen om sociale redenen, mede omdat het onmogelijk is empirisch (of objectief) een beste theorie te kiezen, beoordeling geschiedt immers ook vanuit het eigen paradigma. Vooruitgang is slechts mogelijk (of: meetbaar) in periodes van normal science, daar 2 paradigma’s tijdens of na een crisis niet vergelijkbaar zijn à er is niet meer te spreken van lineaire vooruitgang wanneer één theorie de andere verdringt!

Hierdoor spreekt Kuhn over Whig history, ofwel het presentisme of de neiging (oa. in geschiedschrijving en onderwijs) om het verleden te beschrijven als een gestage ontwikkeling in de richting van de eigen opvattingen in het heden, die de beste zijn.

Kern: paradigmawisseling is ook verandering in werkelijkheid (en waarden), Kuhn historiseert de holistische visie van Quine en Duhem. Door Kuhn’s paradigma’s is het niet meer mogelijk het te hebben over de epistemologie (of filosofische adequaatheid) maar ligt de focus op de wetenschappelijke praktijk.

11.1 Lakatos: kritiek op Kuhn of het niveau van de onderzoeksprogramma’s

Lakatos probeert Popper te redden van al dit geweld – hij vindt Kuhn maar een elitist: als hij meent dat een klein groepje wetenschappers op sociale basis, dus niet in het openbaar, de wetenschap bepalen, klopt dat niet. Lakatos meent dat wetenschappers ondanks anomalieën aan een theorie moeten vasthouden. Wetenschap moet niet op dat niveau, maar op het niveau van onderzoeksprogramma’s qua methodologie vormgegeven worden. Dat leidt tot een negatieve heuristiek à verboden, wetenschappers mogen niet aan de harde kern van een theorie komen, er is een beschermende gordel van hulphypothesen die eerst onderzocht moeten worden als er iets fout gaat. De positieve heuristiek houdt in het gestaag uitbouwen van de harde kern. Het criterium om een theorie te beoordelen is of hij theoretisch progressief is: doet hij nieuwe voorspellingen? Een theorie is empirisch progressief als voorspellingen door waarneming bevestigd worden. Als een programma dat niet is, dan is hij degenererend en moet hij opgegeven worden.

12 Faucoult

12.1 épistémè

Waar Kuhn sprak over paradigma’s die wisselen, heeft Faucoult het over de ‘deep structure’ van menselijke kennis, die in verschillende periodes verschilde. Zo’n periode of denkwijze heet een épistémè, en betrekt zich niet slechts op een wetenschapsgebied maar op alle denken in een periode. Waar Kuhn het uitsluitend over natuurwetenschap had wanneer hij paradigma’s besprak, heeft Faucoult het over alle wetenschap en dan specifiek de sociale en geesteswetenschappen.

Faucoult onderscheidt 3 épistémès, die verschillen in de manier waarop de mens de orde der dingen hanteert:

  1. Renaissance (1500 – 1650)à manier van ordenen: (‘la prose du monde’) men meende dat de dingen verweven waren in een web van overeenkomsten[1].
  2. Klassieke tijd (1650 – 1800) à manier van ordenen: representatie. Eindeloze web van overeenkomsten wordt vervangen door een eindige tabel van verschillen (structuur). Tekens representeren dingen, de relatie tussen de twee is belangrijk. Subject en object waren gescheiden (zie Descartes). Zeer typerend was nu de taxonomie, of het opdelen in klassen. Men zoekt in de empiristische stromingen van de life (biologie) labour (economie) en language (taalwetenschap) naar algemene regels: natuurlijke historie, leer van rijkdom, universeel grammatica.
  3. Moderne tijd (1800 – heden) à transformatie 1: ontdekking geschiedenis & historiciteit. Biologie wordt ook historisch, zo ook de taxonomie ondermijnd door Darwin (leven = proces, niet in tabel te vatten). Nu wordt universeel grammatica taalgeschiedenis, leer van rijkdom wordt politieke economie (historistisch). Transformatie 2: ontdekking mens à zichtbaar bij Kant (H 6, kennend subject verschilt wezenlijk van kenbaar object). Deze tweeslachtigheid, zo meent Faucoult, is wezenlijk voor de moderne tijd, omdat de mens nu tegelijkertijd als het trancedentale subject als object van onderzoek kan fungeren. Men poogt die tweeslachtigheid in nieuwe disciplines te bevatten: naast de biologie ontstaat de psychologie, naast de economie de sociologie, en naast de historische taalkunde de literatuurwetenschap, die het product van de subjectieve menselijke geest onderzoekt.

12.2 historisering wereldbeeld & ontstaan geesteswetenschappen

Door de overgang naar de moderne tijd en de ontdekking van de mens en de historiciteit worden de mens- en dus de geesteswetenschappen mogelijk. De wortels daarvan liggen in de verlichting (de tijd van universele mensenrechten) zowel als in de romantiek (de tijd van culturele diversiteit). Een cultuurhistorische verklaring van de externalistische factoren die bijdroegen aan het ontstaan van de geesteswetenschappen:

In de verlichting werd de

· geschiedenis gezien als een lineair proces van vooruitgang (in tegenstelling tot daarvoor à cyclisch proces) waardoor het heden altijd beter is.

· Vooruitgang is realiseerbaar met behulp van de rede die helpt ontsnappen uit de dwang van natuur en (religieuze) traditie (proces van secularisatie) (zie 13.2, Comte).

· Het individu wordt benadrukt, als zijnde autonoom en (rationele) steller van de eigen wetten.

Er waren dus wel (voor de geesteswetenschappen onontbeerlijke) noties van historiciteit en individualiteit, alleen die waren heel specifiek, en gebonden aan de universele rede, die samen met de notie dat het heden beter is beperkend werkt op de notie van historiciteit.

Een probleem dat opdoemt is het einde van de verlichting: bloederige Franse revolutie, sloppenwijken in Londen, ratio werkt niet.

In de Romantiek, de hoofdzakelijk literaire en kunstzinnige stroming in de Duitse jaren 1890-1920, wordt een bredere culturele beweging geduid tegen de verlichting (contraverlichting).

· Het vooruitgangsdenken wordt verworpen door een radicale historisering van het wereldbeeld – in de Romantiek heeft elke tijd zijn eigen waarden die incommensurabel zijn met de normen van deze tijd. Dus moet het verleden in termen van die tijd en context beschreven worden, iets wat gedegen studie vereist. Ook de historiciteit van het individu hoort hierbij.

· Er is sterk verzet tegen de rede, de mens wordt geleid door zijn gevoelens. Traditie en natuur komen weer centraal te staan.

· Individu wordt geradicaliseerd: niet als zijnde autonoom, maar in zijn uniciteit[2]. Ook hele volkeren hebben een uniek karakter, ze maken eigen, organische processen van ontwikkeling door (zie 13.1, Ranke), waarin de Geist van het volk tot ontplooiing komt. Nationalisme en kolonialisme komen op.

· De Romantiek is tegen secularisatie door de herontdekking van religie, ware het dat die op een meer persoonlijke manier beleden wordt.

De Duitse filosoof Herder is een voorbeeld van een romantische geschiedkundige. Volgens hem heeft elk tijdperk het middelpunt van ‘gelukzaligheid’ in zichzelf op dat moment. Geschiedenis bedrijven is je verplaatsen, einfühlen. Naties zijn bij hem ‘alles anderes und eigen’.

Nu de filosofische achtergrond of de internalistische factoren middels een vergelijking tussen Kant (verlichting) en Hegel (romantiek):

Kant: primair begrip: rede. Zoekt de mogelijkheidsvoorwaarden van wetenschappelijk denken. Oplossing: structuur denkvermogen (categorieën), en subject dat los staat van de wereld en een actieve, construerende rol heeft, die kennis over de wereld mogelijk maakt. Belangrijke voorwaarde voor geesteswetenschappen is het subject dat van een natuurwetenschappelijk object verwordt tot een ander iets dat een aparte aanpak vereist.

Voor Hegel zie H 19.1, kern: de producten van de menselijke geest worden als zodanig nu eindelijk over een kam gescheerd, dus wetenschap samen met cultuur, religie en kunst



[1] Voorbeeld van zo’n overeenkomst: aemulatio à nabootsing: de lucht lijkt op een gezicht want heeft 2 ogen (zon en maan), en dus een overeenkomst. Ander voorbeeld: sympathie: natuurlijke verwantschap van dingen: de elementen in de natuur heb je ook in een lichaam; woorden hadden sterke band met het betekende.

[2] Uniek zijn in alles, in de Romantiek werd voornamelijk in gevoel en gedachten bedoeld.

No comments: