28 October 2007

4. Newton 5. Hume 6. Kant

4 Newton heeft later beide stromingen geïntegreerd, tot een deductief axiomatisch (wetmatig) systeem, waaruit voorspellingen kunnen worden afgeleid over toekomstige waarnemingen. Volgens hem is de taak van de wetenschap om tot wetmatigheden te komen. Zo wordt wetenschap een empirische cirkel:

Waarneming à (inductie) à Wetten à Axiomatisch systeem of theorie à (deductie) à hypothese à waarneming

Dit is meteen het standaardbeeld van de moderne wetenschap. Het specifieke zit ‘m in de combinatie van wiskundige technieken (theorie) en experimenten of systematische waarneming. Achter dit systeem zit het idee van het Cartesiaanse dualisme.

5 Hume: klassiek empirisme (begin 18e eeuw) onderzocht het nu ontstane beeld van wetenschap kritisch, door na te gaan welke soort uitspraken zinvol zijn.

  • Relations of ideas à analytische uitspraken die voorafgaan aan waarneming (a-priori kennis)
  • Matters of fact à synthetische uitspraken (observatie-uitspraken, voegen iets toe aan kennis) die volgen op waarneming (a posteriori kennis)


Analytisch

Synthetisch

A priori

X


A posteriori


x

Andere uitspraken zijn zinloos, Aristoteles met zijn teleologie wordt naar het domein van de metafysica verwezen. Maar ook inductie[1] is volgens Hume nooit logisch dwingend:

Als je op basis van observatie-uitspraken concludeert dat alle raven zwart zijn, klopt dat niet: er kan immers altijd één raaf komen, die je nog niet gezien hebt, die wit is. Zeggen dat alle raven zwart zijn op basis van (nooit allesomvattende) waarnemingen, is synthetisch a priori en dat is niet mogelijk.

Dit inductieprobleem is ook lastig voor het begrip causaliteit (als p à q):

Je weet wel dat een biljartbal beweegt doordat hij door een andere wordt geraakt, eigenlijk alleen omdat je dat altijd hebt zien gebeuren, maar het is niet aan te tonen dat het ook werkelijk de volgende keer zal gebeuren. Waarneming is geen voldoende basis voor causaliteit.

Zelf komt hij met een weinig bevredigende oplossing – inductie en causaliteit zijn psychologische mechanismen om het leven makkelijker te maken, waarmee hij het fundament van de natuurwetenschap bedreigt.

We blijven nu met de situatie dat er empirische wetenschappen zijn die naar de werkelijkheid verwijzen maar niet bewijsbaar zijn, en deductieve wetenschappen als de logica en wiskunde die dat wel zijn, maar niets met de werkelijkheid te maken hebben.


6 Kant (18e eeuw) probeert dit probleem op te lossen, de natuurwetenschap van Hume’s scepticisme te redden. Zijn oplossing:


Analytisch

Synthetisch

A priori

X

X

A posteriori


x

Hij introduceert een nieuwe klasse uitspraken, die van de synthetische a priori (zuivere rede) uitspraken: uitspraken die universeel en noodzakelijk waar zijn, voorafgaand aan waarneming (dus a priori), vergroten onze kennis (dus synthetisch). Voorbeelden:

‘Elke verandering heeft een oorzaak’ of: ‘1 + 1 = 2’

Andere voorbeelden zijn volgens Kant Aristoteles’ logica en Newtons mechanica. Hoe kun je zeggen dat zulke uitspraken, bijvoorbeeld causale, waar zijn? Kant: ‘door de structuur van ons kenvermogen’. Dat speelt een actieve, construerende rol – we kunnen de ‘dingen an sich’ niet kennen maar slechts iets zeggen over de fenomenale wereld, de dingen zoals die zich voordoen. Dat kenvermogen is beladen met trancedentale mogelijkheidsvoorwaarden van kennis:

  • aanschouwingsvormen van tijd en ruimte – we kunnen ons daarbuiten niets voorstellen;
  • categorieën of ordeningsprincipes zoals die van ‘oorzaak en gevolg’, of ‘noodzakelijkheid en toevalligheid’, ‘eenheid en veelheid’: om iets over de wereld te zeggen ordenen wij deze in dit soort categorieën.

Subject-object onderscheid: Volgens Kant speelt dus het kennend subject een actieve rol in het vormen van kennis[2]. Is kennis daardoor puur subjectief (denk aan Cartesiaanse dualisme)? Kant: ‘Nee, want het kenvermogen is voor iedereen, door de aanschouwingsvormen en categorieën, hetzelfde, waardoor de synthetische a priori uitspraken voor iedereen universeel waar zijn.’ Hiermee draait niet langer de kennis om het object, maar het object om de kennis.

De rol van wetenschapsfilosofie is uit te leggen hoe de subject-objectkloof (het dualisme) overbrugd kan worden en dus hoe kennis geldig kan zijn.



[1] Uit meerdere singuliere uitspraken een universaliteit of wetmatigheid afleiden

[2] Hiermee voltrekt zich de copernicaanse wending in de epistemologie – het object draait niet meer om het subject, maar andersom.

No comments: